Serval (Leptailurus serval) voorheen Felis serval

De serval is een middelgrote, maar bepaald geen doorsnee kat. Zijn proporties wijken sterk af van anderen en ook zijn jachttechniek. De serval is een echte specialist met betere vangstresultaten dan gemiddeld. Zijn opvallende oren helpen hem hier bij. In combinatie met de opvallend lange poten is er voor veel knaagdieren geen ontkomen aan een jagende serval. Hij hoort precies waar een prooi zich bevind en besluipt hem dan. Vangt hem met een sprong en dood hem onder zijn poten, of deelt daar rake, dodelijke klappen mee uit. Afwijkend van de meeste katten, schuwt hij zelfs geen graverij om zijn prooien te bemachtigen.




kenmerken

De serval is smal gebouwd en bereikt een schofthoogte van goed 60 cm, gelijk aan de lengte van schouder tot staart. Gewichten lopen uiteen van 9 tot 18 kilo, waarbij mannetjes zwaarder worden dan vrouwtjes. Met gemiddeld 14 kilo wijkt hun gewicht niet erg af van andere middelgrote katten als pardel lynx of ocelot. Toch mist hij de kenmerkende gedrongen, lage bouw op stevige poten. De serval heeft een smal lijf op hoger stelten met een lange nek en korte staart. Naar verhouding staat hij van alle katten het hoogst op zijn poten. De kop is klein met een korte snuit terwijl de oren schelpvormig, hoog op de kop geplaatst en opvallend groot zijn. Het lijkt op de bouw van een jachtluipaard. Toch staat de serval niet bekend als hardloper. Hij is geen sprinter maar meer een springer. Opvallend is dat eigenlijk de voet sterk verlengd is en niet de poot zelf, zoals typisch voor hardlopers. De vacht is geel bruin met zwarte ronde of langwerpige vlekken en strepen in nek en schouders. De buikzijde is wit en ook aan de kop komt wit voor. De staart heeft ringen en een zwarte top. Op de kop, tussen de oren door naar achteren lopen lijnen die later in vlekken en strepen uiteen vallen. De achterzijde van de oren is zwart, met één witte horizontale band. Melanistische (zwarte) vormen zijn waargenomen.




Verspreiding

Van origine werden geschikte biotopen over geheel Afrika door de serval bewoont. De serval is terug gedrongen maar ook wel weer in staat gebieden te rekolonialiseren. Hij komt wijdverspreid voor onder de Sahara met uitzondering van het tropisch regenwoud en woestijnen. En lijkt daar niet bedreigd. In de Sahel zone is hij zeldzaam.


De situatie boven de Sahara, in de Noord-Afrikaanse landen grenzend aan de middellandse zee is de geheel anders. Daar geldt de soort als ernstig bedreigd. Hij komt voor in het atlasgebergte in Marocco (Cuzin 2003) en noord Algerije (mond med. K. de Smet) en was(waarschijnlijk) uitgestorven in Tunesië, maar aldaar geherintroduceerd in het Feijda Nationaal Park met dieren uit oost Afrika. Verspreiding en aantallen in al deze landen zijn onvoldoende bekend. Het ligt voor de hand dat bij een diersoort met een zo'n grote verspreiding dat er zich lokaal ondersoorten kunnen ontwikkelen. Zeker voor de dieren die al langere tijd geïsoleerd leven boven de Sahara is deze kans reëel aanwezig. Zonder hier in detail op in te gaan is het zeker van belang de genetische vormen in Noord-Afrika voor de toekomst veilig te stellen door deze dieren te behouden.



Een oude afbeelding uit Egypte, toont aan dat de serval, bekend was in Noord-Afrika

Habitat

De serval is voornamelijk een gras en rietland bewoner, daarnaast kan zijn homerange bamboe bossen, bossen met een ontwikkelde struiklaag, moerassen en stroompjes omvatten. Zij bewonen een variatie aan habitats met als kenmerk de aanwezigheid van water. Vooral de vochtige, lang gras savanne is rijk aan knaagdieren en geniet de voorkeur van de serval. De hoogte waarop hij wordt aangetroffen varieert tussen 1400 en 2200 meter (Geertsema 1991, Perrin 2001) Droge gebieden worden bij uitzondering bewoont en hij ontbreekt geheel in het tropisch regenwoud.


In noord afrika is de soort nergens vermeld van het steppegebied, wel uit maquis, bos en gemengde bossen met open plekken




Voedsel en jachttechniek

De serval voedt zich primair met kleine zoogdieren, naast knaagdieren als ratten en muizen ook spritsmuizen. Tesamen maken deze meer dan 90% uit van zijn dieet. Met een voorkeur voor de grotere knaagdieren. Dit wordt aangevuld met 5% vogels en bij gelegenheid insecten, kikkers, hagedissen en maar zelden aas. Van deze aanvulling worden enkel kikkers in substantiële aantallen gegeten.(Geertserma 1985) Onder de katten zijn servals uitzonderlijk goede jagers met een succes percentage van 48%. De jacht wordt verdeeld in verschillende periode gedurende de nacht en de vroege ochtend. Opvallend is de constatering dat de jacht in de vroege ochtend een lager graad van succes kent, maar wel een hogere opbrengst dan de avond. Van ongeveer 10 tegenover 6 (Bowland and Perrin, 1993; Breitenmoser-Würsten and Breiten-moser, 1996; Geertsema, 1984; Geertsema, 1991; Livingston, 2009; Sunquist, 1996)




De serval maakt bij de jacht vooral gebruik van zijn goede gehoor. Hij zoekt bij voorkeur plaatsen op met goede luister condities waar zijn eigen lopen weinig geluid produceert, zoals langs paden en wissels. En leggen overdag ongeveer tweemaal grotere (2.4 km) afstanden af dan 's nachts. Ze lokaliseren hun prooi door scherp te luisteren en kunnen regelmatig geruime tijd met gespitste oren roerloos blijven staan. Eenmaal een prooi ontdekt dan bepaalt hij door de oren te bewegen nauwkeurig de exacte positie en sluipt waar nodig nader tot binnen sprong afstand. Dat is een hoge boogvormige sprong die van 1 tot 4 meter kan reiken, landend met zijn voorpoten bovenop de prooi. Servals verblijven bij voorkeur in dekking en sluipen zo klein mogelijk door open terrein. Prooien kunnen zelfs ondergronds worden gehoord en vervolgens uitgegraven. Met het vangen van vogels hebben zij meer moeite, hoewel ze sprongen tot 1.5 meter hoog kunnen maken. Bij succes wordt een prooi geplukt alvorens te eten.


Gedrag en Voortplanting

Servals zijn geen sociale dieren, maar in sommige gevallen kunnen paartjes geruime tijd met elkaar optrekken. Het territorium wordt op diverse wijze gemarkeerd. Dat kan zijn door urine te sproeien, uitwerpselen, de grond open te krabben of met de wangen langs bomen en struiken te wrijven, waarmee geurstoffen uit klieren wordt aangebracht. Deze activiteiten nemen toe wanneer ze de aanwezigheid van een soortgenoot constateren. (Alderton, 1993; Geertsema, 1984; Geertsema, 1991) Leefgebieden hebben een omvang van 11.6 tot 20 vierkante kilometer. De grote wordt beïnvloed door de aanwezigheid van prooien, water en de mate van dekking.(vergroot hun jachtsucces) De gebieden van vrouwtjes onderling overlappen niet met elkaar, maar kunnen wel overlap vertonen met mannetjes. Mannetjes paren met meerdere vrouwtjes. Servals hebben niet een echte voortplantingstijd, hoewel wat vaker in de lente.


Na een dracht van 10 - 11 weken worden doorgaans 2 tot drie jongen geboren die in de eerste 10 dagen hun gewicht van ca. 250 gram verdubbelen. Met 5 maanden worden zij gespeend en een maand later hebben zij hun definitieve hoektanden. De vrouwtjes zorgen voor het aanbrengen van prooien en mannetjes spelen geen enkele rol in de zorg. Jongen blijven tot een jaar bij hun moeder totdat ze uit haar territorium geweerd worden. Dan moeten ze een eigen territorium vinden. Wat bij mannetjes nog 1 tot 2 jaar kan duren. Geslachtsrijp worden ze ongeveer rond de tijd van onafhankelijkheid, variërend van 18 tot 24 maanden. Voor de meeste dieren geldt de jeugd als kritische periode, die eenmaal goed doorstaan neemt de levensverwachting toe. Voor servals in gevangenschap betekent dat ruim 20 jaar, waar dieren in het wild de kans hebben ongeveer de helft te bereiken. (Geertsema 1991, Livington 2009)


Buiten de mens hebben servals vijanden, die tevens concurrenten zijn voor voedsel en leefgebieden. De belangrijkste zijn luipaarden en hyena's. De serval vermijdt confrontaties en verkiest doorgaans te vluchten. In bewoonde gebieden komen daar honden bij. (Geertsema 1991)


Relatie met mensen

Servals worden door hun ranke gestalte gewaardeerd, wat er toe heeft geleid dat ze als exotisch huisdier gehouden en verhandeld worden. Ook worden ze gekruist tot een huisdier ras. De 'savannah'. En natuurlijk dragen ze bij aan de waarde van het ecotoerisme in enige Afrikaanse landen. Daarnaast is de pels van waarde en wordt gebruikt om mantels van te vervaardigen, die door hoofden van stammen werd gedragen. Tegenwoordig wordt hij vaak om zijn waardevolle pels gestroopt en word de huid veelal aangeboden als jong luipaard of jachtluipaard, die schaarser zijn. De huiden zijn geliefd voor Afrikaanse ceremoniën en bij medicijnmannen. En natuurlijk het toerisme. Meer dan de internationale pels handel.

Een ernstiger bedreiging vormt het ongeschikt maken van habitats door het branden van hoog gras vegetaties en overbegrazing door vee, waardoor knaagdier populaties afnemen. Door sommige stammen wordt serval vlees gegeten als delicatesse. Waar pluimvee ten prooi valt kan dit conflicten opleveren met de eigenaar. Toch speelt de serval voor agrarische activiteit geen negatieve rol. Zijn hoog aandeel in de bestrijding van knaagdieren wordt zelfs positief gewaardeerd. Te meer daar er nauwelijks ander vee ten prooi valt.

Voor de Afrikaanse Sub Sahara servals geldt vooral het behoud van wetlands als sleutelfactor voor gezonde populaties.


Status

Voor geheel Afrika is de soort niet bedreigd, al verandert de omvang van geschikt habitat door menselijke ingrepen. Waakzaamheid is dan ook zeker op zijn plaats. De IUCN vermeld de serval op zijn rode lijst voor bedreigde soorten als "least concerned", niet bedreigd. In CITES staat de serval vermeld in Appendix II.



NABCS wil cameravallen inzetten

Voor Noord-Afrika, boven de Sahara is de situatie geheel anders. Ze werden daar aangetroffen van de semi woestijn in het zuiden tot de kurkeikbossen aan de Middellandse zee kust. In Tunesië was de soort ( waarschijnlijk ) uitgestorven maar geherintroduceerd in het Feijda Nationaal Park.

In het Atlas gebergte komt de soort nog voor, zowel in Marokko (Cuzin 2003) als noord Algerije.(K. de Smet, mond. med.) Een recente waarneming uit de Moyen Atlas toont dit aan. Toch is er nauwelijks meer bekend en is er dringend onderzoek naar zijn voorkomen en verspreiding gewenst. Hierin wil NABCS voorzien door lokale samenwerking en gebruik van cameravallen in te zetten. In een programma waarbij diverse grote carnivoren op voorkomen worden onderzocht. Zodat er een beter inzicht in de huidige populaties, de status en bedreigingen verkregen kan worden en gericht gewerkt kan worden aan praktische bescherming.